Items
no.2, vol.15, maart 1996

 

Beheerste avant-garde
De invloed van Studio Dumbar
 

De reputatie van Studio Dumbar beweegt zich tussen uitersten: voor de één is Dumbar's werk te frivool, te experimenteel, voor de ander is het te commercieel, te glad. De één vindt Gert Dumbar een van de belangrijkste Nederlandse grafisch ontwerpers van na '69, de ander ziet in Studio Dumbar een van de hoofdschuldigen voor de visuele vervuiling van het Dutch Design.

Dat extreme verschil in waardering heeft niet alleen te maken met richtingenstrijd. Dumbar heeft zich nooit tot een bepaalde ontwerpideologie bekend, al wordt hij wel gezien als de man die het postmodernisme in het Nederlandse grafisch ontwerp introduceerde. Maar de tegengestelde reacties op het werk van Studio Dumbar hebben ook te maken met de zeer grote verscheidenheid van opdrachten en stijlen van de studio. Wie de serie logo's bekijkt die in de loop der jaren door Studio Dumbar is ontworpen, van het meesterlijke NS-logo tot het veel bekritiseerde Politie-logo, ziet een overzicht van zo ongeveer elke typografische stijl van de afgelopen drie decennia.

Gert Dumbar zelf noemt de produktie van zijn studio het liefst 'stijlloos', maar toch is Studio Dumbar's werk beslist herkenbaar. Die herkenbaarheid, die 'Dumbar-stijl', uit zich vooral in sterke en makkelijk te communiceren ideeën in een subtiele maar uitgesproken vormentaal. Die vormgeving mag dan per opdracht nogal verschillen, bijna altijd zit er - om met Dumbar zelf te spreken - 'een muziekdoosje' in. In zijn Holland Festival affiches was dat een hevig beierend carillon, in de huisstijlen voor KPN en Politie is het een bescheiden klokje, maar meestal is er wel ergens een tegendraadse klank te herkenen. Dat tegendraadse, of beter: dat vrolijk-oneerbiedige, is Gert Dumbar's persoonlijke handelsmerk.

Hij heeft er altijd mee gecharmeerd maar ook geïrriteerd, zoals blijkt uit een opmerking van Wim Crouwel, eind vorig jaar tijdens een symposium op de Gerrit Rietveld Academie over Studio Dumbar's werk: "Gert's opvattingen en zijn beeldtaal zijn contrair aan de mijne", zei Crouwel, "Ik kon me vreselijk opwinden over zijn spottende affiches voor tentoonstellingen van Piet Zwart en van Mondriaan. Ik begreep dat relativeren van idealen niet. Studio Dumbar is een exponent van de puur emotionele beweging in de jaren zeventig en tachtig, die het modernistische rationalisme bekritiseerde."

Maar precies om die reden is Dumbar voor veel jongere ontwerpers een belangrijke inspiratiebron geweest. Met Swip Stolk was hij een van de eersten die de post-modernistische vrolijkheid in het Nederlandse grafisch ontwerpen introduceerde, en daarmee een alternatief bood voor de als te streng en te autoritair ervaren vormgeving van Crouwel en de zijnen. Op het genoemde symposium herinnerde Paul Postma van Koeweiden/Postma zich, dat hij en zijn klasgenoten op de academie in Den Bosch "drie grote voorbeelden hadden: Hard Werken, Anthon Beeke en Studio Dumbar. Gert Dumbar was van die drie wel de meest tot de verbeelding sprekende persoon." En Postma bekende: "Ja, ook ik heb zelf-geknutselde dingetjes gefotografeerd. Ook ik heb teksten in boogjes gezet en daar smaakvol stippen en streepjes aan toegevoegd."

Een hele generatie jonge ontwerpers en ontwerp studenten is zich te buiten gegaan aan wat Anthon Beeke ooit smalend "Dumbarren" noemde. Op zich is het een hele eer om als grafisch ontwerper een werkwoord te worden, maar de term geeft ook aan waar Studio Dumbar kwetsbaar was: de toegankelijkheid van het werk maakte het makkelijk kopieerbaar, en dat is dan ook in de jaren tachtig op zo'n grote schaal gebeurd dat Dumbar zelf stijlkenmerken als geënsceneerde fotografie en typografische confetti in de studio op een gegeven moment uitdrukkelijk verbood.

Studio Dumbar's consistentie ligt niet in het volhouden van een eenmaal gevonden stijl of ideologische invalshoek. De consistentie zit hem in de houding. Men vertaalt nieuwe inzichten, ontwikkelingen en trends in het vak, al of niet zelf geïnitieerd, voor gevestigde opdrachtgevers - men maakt ze practical. En al lopen er vaak jonge honden rond in de studio, Dumbar's output is geen avant-garde; eerder consolideert de studio de terreinen die door de voorhoede zijn bevochten. En ze vertaalt dat gebied naar de praktijk van complexe opdachten voor institutionele klanten als de NS, ANWB, KPN, NOB, het Rijksmuseum en de Politie.

Een van Studio Dumbar's kwaliteiten is de openheid voor jong talent en de zelfstandigheid waarmee ontwerpers binnen de studio kunnen werken. Dumbar daarover: "Omdat ik veel reis, zie ik veel andere ontwerpbureau's, en dan valt me op hoe weinig hiërarchisch Studio Dumbar is opgebouwd. In veel bureau's heb je een paar sterren waaromheen het hele bedrijf is gebouwd. Die komen binnen met een idee, krabbelen dat op een blaadje en dan staat er een legertje slaven klaar om het uit te werken. Dat is hier nog nooit gebeurd! Bij Studio Dumbar staat de oorspronkelijkheid van de ontwerper voorop. Michiel de Boer en ik brengen onze ervaring in; we zien in een fractie van een seconde welke kant het opgaat en stimuleren dat of corrigeren het met vaderlijk commentaar of stevige kritiek, al naar gelang..."

Studio Dumbar is altijd een geliefde plek voor stagiairs geweest. De laatste jaren is er een opvallend aantal studenten en afgestudeerden van de Amerikaanse Cranbrook Academie in Den Haag geweest, wat vooral tot uiting kwam in typografische experimenten in de affiches die de studio maakt voor het Haagse Zeebelt Theater. Gert Dumbar was gastdocent op Cranbrook: "Ik vond dat indertijd de meest interessante opleiding, dus ik heb gestimuleerd dat mensen die daar vandaan kwamen bij studio Dumbar stage liepen. Dat heeft natuurlijk z'n invloed op de studio, maar ook op hun eigen praktijk. Het is een kruisbestuiving..." Met enige overdrijving is Studio Dumbar de eerste tweede-fase opleiding voor grafisch ontwerpers in Nederland te noemen, en Gert Dumbar een onvermoeibaar talent-scout, die nu overweegt om ontwerpers uit China over te laten komen: "Die hebben heel opmerkelijk werk gestuurd! Laat maar komen - we hebben altijd geprobeerd de culturen van de wereld hier binnen te halen. Duitsers, Australiërs, Japanners, Polen, Indonesiërs, Amerikanen, Scandinaviërs, Fransen, Italianen, Spanjaarden, Zwitsers - ik weet het allemaal niet meer..."

Op het Dumbar-symposium bevestigde grafisch ontwerper, docent en wereldreiziger Chris Vermaas de fascinatie in het buitenland voor het werk van Studio Dumbar. In Barcelona, New York en Mexico kwam hij bij ontwerpende vrienden "ontwerpboeken tegen waarin papiertjes waren gestoken, vooral op de bladzijden waar een Dumbar stond. Mijn vrienden legden uit dat het echt te gek werk was, dat ze namaakten en aan klanten presenteerden, die het dan niet kochten. Te gewaagd. In Mexico droomden ze er alleen maar van, omdat Mexicaanse drukkers het niet kunnen drukken."

Het werk van Studio Dumbar is in het buitenland, naast Ootje Oxenaar's geld, een van de aanjagers geweest van de populariteit van het Dutch Design onder ontwerpers. De vrijheid die Dumbar en zijn collega's hier kregen bij opdrachten die in het buitenland met de grootste plechtstatigheid worden omgeven, heeft velen van hen verbaasd. Voor Dumbar zijn het vooral de opdrachtgevers die hiermee gecomplimenteerd moeten worden: "Als hier al een monument voor het Dutch Design moet worden opgericht, is dat niet voor de Nederlandse vormgever, maar voor de Nederlandse opdrachtgever! Wij zijn gezegend met opdrachtgevers die weten waar ze het over hebben, zowel commerciële opdrachtgevers als overheden. Dat laatste is bijzonder, dat kom je in het buitenland veel minder tegen!"

Voor de Nederlandse grafisch ontwerp cultuur mag dat verheugend zijn, het Dutch Design heeft ook zijn onhandige kanten, zoals Chris Vermaas in herinnering bracht. Als hij in het buitenland Nederlands geld wisselde, zijn nieuwe Nederlandse paspoort liet zien, of een postpaket in een Nederlandse PTT-doos wilde verzenden, kreeg hij steevast commentaar, dat op zijn best een 'que chica' (wat schattig) strekking had en op zijn slechtst leidde tot weigering van de dienstdoende ambtenaar om het pakje "with advertising on it" te versturen. Toen Vermaas de nieuwe Politie-huisstijl zag, wist hij het zeker: "Mijn vaderland was een Legoland geworden! In Nederland hebben Dumbar en de zijnen aan het gezicht van de overheid gesleuteld, met het resultaat dat dat er nu veel te aardig uitziet. Want het werk van Studio Dumbar is vrolijk, ook daar waar vrolijkheid niet op zijn plaats is, zoals bij de Politie... de kinderpolitie van Legoland. En zo is er meer, in ons land, geïnfantiliseerd door overdadige vormgeving."

Het is inderdaad opvallend hoeveel Studio Dumbar heeft gemaakt voor nationale overheden, overheidsbedrijven en bedrijven met een nationale uitstraling. Dumbar en PTT's Ootje Oxenaar, een van zijn belangrijkste voormalige opdrachtgevers, zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van het gezicht van Officieel Nederland. Maar heeft Vermaas gelijk met zijn kritiek dat Studio Dumbar en consorten Nederland tot Legoland hebben gemaakt? Gedeeltelijk, want die kritiek raakt niet alleen het grafisch ontwerpen in Nederland, maar ook de ontwikkeling van de gehele cultuur alhier, waarvan Dumbar een uitgesproken exponent is.

Vanaf de late jaren zestig is de Nederlandse civiele cultuur alergisch geworden voor de harde, autoritaire aspecten die kleven aan het besturen van een complexe samenleving. 'Vriendelijkheid', later geëvolueerd tot 'klantvriendelijkheid', werd in de jaren zeventig en tachtig hèt codewoord voor een generatie overheidsdienaars, die tien, twintig jaar eerder de arrogantie van de macht had uitgedaagd en verpletterend verslagen. Studio Dumbar heeft die generatie van een beeldtaal voorzien die perfect aansloot bij de behoeftes van machtige instituten in een tijd dat macht een zeer negatieve bijklank had. Dumbar's lichtelijk anarchistische vrolijkheid en zijn vermogen tot relativeren, gevoegd bij de ambachtelijke degelijkheid van de studio, hadden een enorme aantrekkingskracht voor een cultuur die zichzelf niet al te serieus wilde nemen, zonder overigens alle aanspraak op overwicht en fatsoen te laten varen. Gert Dumbar zegt daarover: "Het is ontzettend Nederlands, die relativering van autoriteit. Dat vind je terug in veel Nederlandse grafische vormgeving; ironie, humor, een glimlach, menselijkheid. In grote culturen is dat veel moeilijker tot stand te brengen - de politieke belangen zijn daar ook veel sterker, veel groter. Er heerst in de Nederlandse grafische vormgeving een prettig gebrek aan plechtstatigheid. Dat is typisch Nederlands."

Voor zover Nederland tot Legoland is verworden, is dat mede te wijten aan het succes van de relativerende beeldtaal van Studio Dumbar. Toch moet je met dat verwijt oppassen: als de keizer rare kleren aan heeft, is dat niet alleen de schuld van de kleermaker. Dumbar's populariteit valt samen met een culturele vraag, waarop hij een inhoudelijk antwoord heeft. Studio Dumbar vertaalt culturele metaforen in een visuele taal die perfect aansluit bij hoe zijn opdrachtgevers hun plek in de wereld zien. En als er, bijvoorbeeld bij een opdracht als de Politie, ruimte is om, zoals Dumbar zegt, "een verouderde militaire heraldiek te vervangen door een eigentijdse, civiele symboliek", dan is dat een eerbiedwaardig uitgangspunt. Elke cultuur krijgt het grafisch ontwerp dat ze verdient. En ik vind dat we het met Studio Dumbar als exponent van die cultuur nog niet zo slecht getroffen hebben.




max bruinsma